Column & Opinie Kees Groeneveld

Over Kees Groeneveld

Onafhankelijk expert technologie, marketing en maatschappij.

Sensoren zijn geen microprocessoren of geheugens

Het succes van Nederlandse technologiebedrijven meten we tegenwoordig anders dan voorheen. Nederlandse bedrijven moesten een grote naam krijgen in de wereld, Philips, Océ, ASML, TomTom. Dat was succes. Gaandeweg meten we succes steeds meer af aan de mate waarin start-ups er in slagen groot geld op te halen in het buitenland.

C2V werd overgenomen door het Amerikaanse ThermoFisher concern. Grote farmaceut Lupin Limited uit India nam ons eigen Nanomi over tegen een fors bedrag. Xsens is ook zo’n start-up, ook uit Enschede, die na een aantal ontwikkelingsfases een mooi miljoenenbedrag heeft opgeleverd. Fairchild Semiconductor was daar de suikeroom, uit Silicon Valley.</p>

Prima ontwikkeling natuurlijk dat onze technologiekracht wordt verzilverd. In bijna alle gevallen betekent zo’n strategie ook dat de uitgekochte technologieondernemers met het geïncasseerde geld c.q. de opgedane kennis, ervaring en nodige zelfvertrouwen, weer nieuwe ventures beginnen, in Nederland.

Is ook wel eens leuk om te bekijken hoe dat technologisch zit, in welke positie in de waardeketen we nou op deze manier sterk zijn. Het voorbeeld van Xsens is daarin heel duidelijk. Waarom neemt een halfgeleiderfabrikant uit Silicon Valley zo’n Hollands bedrijfje over voor veel geld? Xsens heeft in de afgelopen jaren softwareplatforms ontwikkeld voor systemen met bewegingssensoren. Zonder dergelijke systemen kon bijvoorbeeld Gollum, het arglistige mensbeest uit de Lord of the Rings films, niet zo fraai in animatiebeelden worden weergegeven. Met sensoren op de acteur werden de bewegingen softwarematig omgezet naar een virtueel figuur.

Maar waarom zou de leverancier van de sensoren nou zo’n softwarebedrijf overnemen? Dat hebben voorheen Intel, Samsung en TSMC toch ook niet gedaan? Die bedrijven moesten het hebben van de productie en verkoop grote aantallen microprocessoren en geheugenchips. Nou, dat blijkt dus bij sensorchips anders te liggen. Siliciumsensoren in applicaties krijgen, dat is voor de halfgeleiderfabrikant niet zo eenvoudig. De meeste applicaties, zeker van MEMS-achtige chips, MicroElectroMagnetic, zijn niet zo eenvoudig te realiseren en de aantallen zijn per applicatie meestal ook niet zo mega dat je bij een lage stuksprijs toch nog een fatsoenlijke terugverdientijd kunt realiseren. Ziedaar, de reden dat de halfgeleiderindustrie kijkt naar voorwaartse integratie. Dan is er ten minste iets te verdienen.

Dat is natuurlijk helemaal geen slechte ontwikkeling, zeker niet voor een applicatiegedreven land als Nederland. We zien het ook in de ontwikkeling die NXP doormaakt.

Wat wel zorgen baart is de neiging die onze overheid vertoont om ook alle onderzoeksgeld applicatiegericht te gaan inzetten, ten koste van het fundamentele onderzoek. Haagse ambtenaren en politici lijken zelfs het boek van de Italiaans-Amerikaanse Mariana Mazzucato precies achterstevoren te interpreteren. In ‘The Entrepreneurial State’ stelt zij vast dat het succes van bedrijven als Apple en Google voor een belangrijk deel te danken is aan investeringen van de Amerikaanse overheid in fundamenteel onderzoek. De Haagse kaasstolp legt dit doodleuk uit als een aanmoediging om een steeds groter deel van het academische onderzoek aan onze universiteiten afhankelijk te maken van financiering vanuit bedrijven, als ordinaire bezuinigingsmaatregel.

Veel van onze bedrijven lijken daar nog in te trappen ook. Is toch prachtig als we onze afdeling R&D kunnen aanvullen met een paar mensen op de universiteit? Natuurlijk is dat aardig, maar als het ten koste gaat van de opbouw van nieuwe kennis op de universiteit, dan droogt de kennisstroom op en doen onze onderzoeksinstituten straks alleen nog engineering. Dan komen we in dezelfde achterstandspositie als landen met een bevolking die met een veel mindere welvaart genoegen moeten nemen als wij.

Ook elders zit een denkfout, bij de lijstjes van econoom Volbeda van de Erasmus Universiteit, die aantonen dat Nederland weer in de top 5 van meest concurrerende economieën ter wereld staat. Volbeda begint maar weer eens over de ‘innovatieparadox’, dat wij verhoudingsgewijs te veel fundamenteel onderzoek zouden doen en te weinig van dat onderzoek tot applicaties lijdt. Die stelling wordt gebaseerd op de geringe hoeveelheid geld die het Nederlandse bedrijfsleven, in vergelijking tot andere landen, zou steken in R&D. Een ordinaire definitiefout leidt tot deze onzinnige conclusie. Wij rubriceren heel veel bedrijfsactiviteiten die het buitenland R&D noemt heel anders en dus loopt de vergelijking mank. Wat wij engineering noemen en al dan niet rechtstreeks als dienstverlening factureren, dat heet elders allemaal R&D.

De markt en de waardeketens in de technologie veranderen voortdurend. Ook daarin lopen we voorop. Economen kunnen dat per definitie niet goed bijhouden.