"Geld verdienen is bijzaak." Het citaat op de cover van het FHI-ledenmagazine riep terecht reactie op van een attent lid-ondernemer. "Wij leren onze mensen toch juist dat het leuk is om geld te verdienen? Hoe houd je anders jouw bedrijf, de branche draaiende?"
Tanja van Truijen is lid van de tweede generatie van een succesvol ondernemersgeslacht en runt samen met broer en zus het bedrijf dat pa en ma De Bruin groot maakten, Protonic Holland. Natuurlijk bedoelde ze allerminst dat er geen geld verdiend moet worden daar in de Kop van Noord-Holland. Wat ze wilde zeggen, en in het interview ook echt zei, is dat ondernemers, zeker in de technologie, ouderwets ‘hart voor de zaak’ hebben. “Wat we verdienen stoppen we weer terug in het bedrijf, investeren we weer.” Zo kan geld verdienen een bijzaak worden die de hoofdzaak draaiende houdt, belangrijker nog dan de ‘belangrijkste bijzaak’ die straks in juni de hele wereld naar Zuid-Afrika laat kijken.
Pal daarvoor draait het om Den Haag, de parlementsverkiezingen. En in de aanloop daarheen klinkt dat oude liedje van Wim Sonneveld: ‘Poen, poen, poen, poen, ’t zal je gedacht zijn wat je allemaal met poen ken doen’. Een aantal campagneleiders heeft besloten niet te praten over hoofddoekjes, over dierenleed of over Afghanistan. Het moet gaan over ‘poen’. Want daarmee lossen we elk probleem op!
Onderwijs en arbeidsmarkt, loopt dat niet lekker? Meer geld erbij! Geef de docenten meer salaris, dan komen er vanzelf meer adequate kenniswerkers op de markt! “Elke euro geïnvesteerd in het onderwijs levert drie euro op”, riep een onderzoekscommissie en HBO-voorzitter Doekle Terpstra was in de zevende hemel. Het is heel wel denkbaar dat de werkelijkheid precies andersom is. De enorme bedragen die om gaan in het onderwijs ontnemen elk zicht op de waarde die dat geld vertegenwoordigt. Je ziet het bij elke recessie: als er even wat minder geld beschikbaar is, wordt opeens iedereen creatief en neemt de efficiency toe. Misschien moeten we de geldkraan een poosje dichtdraaien en wat we besparen bewaren voor de echte knelpunten, die zeldzame specialisten die we moeten opleiden voor sleutelposities in de economie.
In het technologiebeleid gebeurt iets dergelijks. Innovatie staat bij elke politieke partij hoog op de agenda. Driewerf HOERA!! Maar wat doen we ermee? De politiek vraagt een paar ‘deskundigen’ om sleutelgebieden te definiëren. Vervolgens geven ambtenaren al het geld aan een beperkt aantal grote bedrijven die dan maar samen moeten zorgen voor verdeling van het geld. O ja, er moet een flink percentage bij het MKB terechtkomen. De paar grote bedrijven kopen regelmatig bij kleinere bedrijven, dus dat geld kunnen ze goed gebruiken om goedkoper in te kopen. Alles onttrekt zich volledig aan het zicht van ons parlement, het wordt overgelaten aan ‘marktpartijen’.
Het is niet alleen dat een dergelijke uitvoering van beleid corrumperend werkt, het onttrekken aan het publieke parlementaire debat ontneemt de technologiebranche ook de kans om bij een breed publiek aandacht te krijgen voor haar wereld. Geen wonder dat geen middelbare school leerling een bètastudie kiest.
Zelfs binnen onze eigen organisaties als VNO-NCW en MKB-Nederland hebben we strijd te voeren tegen het poengerichte denken. Het Innovatieplatform zou een ‘raad’ moeten worden die gaat beslissen wie geld krijgt van de overheid om te besteden aan Research & Development! Hoe bedenk je het als je kleine bedrijven wil vertegenwoordigen…
Hoe het dan wel moet? Maak doelgerichte regelingen en programma’s die kunnen worden uitgevoerd door de ministeries, samen met stabiele democratisch gecontroleerde organisaties van het bedrijfsleven, maar doe dat in directe samenspraak met de politiek. Als FHI hebben we de afgelopen jaren gemerkt dat er een generatie Kamerleden in aantocht is die open en bereid is om zich te verdiepen in wat technologie is en hoe ons land als kenniseconomie vooruit kan komen. Laten we zorgen dat die goedwillende weldenkende burgers in de politiek ‘kunnen scoren’. Dat kost niks, maakt de business eerlijker en levert onze technologische arbeidsmarkt extra instromers op.
Kees Groeneveld