Weer leven we toe naar een tijd van ‘nieuw realisme'. De ‘nieuwe zakelijkheid' was een andere naam voor dezelfde kunst- en cultuurstroming eind jaren vijftig, begin jaren zestig. ‘Hernieuwde belangstelling voor de alledaagse dingen' daar ging het om. Opmerkelijk genoeg betekende dat tegelijk veel idealisme, van pop art tot flower power, en het ontaardde in een ongekende mate van materialisme toen de welvaart even later megavorm ging aannemen. De ontwikkeling had alles te maken met technologie.
Lees het boek maar eens uit 1947, ‘De jongens van de hobbyclub’ van Leonard de Vries. Niet meer te koop in gedrukte vorm, maar wel te vinden op www.dbnl.org, de Digitale Bibliotheek van de Nederlandse Letteren. Dat jaar, 1947, trok de latere voortrekker van het nieuw realisme, Hugo Claus, naar Noord Frankrijk om er als seizoensarbeider in een suikerfabriek te gaan werken. Het hoort er allemaal bij.
Er groeit ook nu, weer, steeds meer aandacht voor gewone, alledaagse zaken, voor techniek, voor spullen. En tegelijk realiseren we ons meer en meer dat we genoeg, te veel, spullen hebben. Op zaterdag 24 augustus, kort geleden dus, werd op Radio 1 het woord ‘verspulling’ uitgevonden, als Nederlandse vertaling van het Engelse woord ‘stuffocation’, overdaad aan spullen in je huis. Het roept om aandacht, zeker in combinatie met een bepaalde mate van idealisme ten aanzien van de toekomst van de wereld waarin we leven. Dat laatste, sociaal idealisme, was al langer aan het groeien bij de generatie Einstein zoals de onderzoekers van ‘Keesie’ in 2006 ontdekten.
Weer is het zo’n prachtige paradox, schijnbare tegenstelling, die aan alle kanten klopt. Sociaal idealisme, besef dat we in een verwende materialistische samenleving ten onder gaan als we niet iets veranderen, roept belangstelling op juist voor materie, spullenboel. Want daar moet het anders mee. En juist de jongere generatie ziet wat er allemaal anders kan met de technologie die we hebben ontwikkeld. Degenen die zelf die technologie ontwikkelden zien dat niet of nauwelijks. Daar is een volgende generatie voor nodig.
De roep om meer aandacht bij jongeren voor techniek en technologie komt dus precies op tijd. Ze zijn er volledig rijp voor. Het nieuw realistische idealisme gaat niet voor het grote geld als bankemployee. Voor je het weet zit je daar ‘met gouden handboeien vastgeketend’, zoals een Rabobank medewerker tegenover mij al zo’n acht jaar geleden verzuchtte. Dat wil de jongere generatie helemaal niet. Je eigen ding doen, leven van een stadstuin, zelf spullen maken met de 3D-printer, alleen wat je echt nodig hebt, maar wel precies in de vormgeving die ik mooi vind. Iedereen wil dat kunnen. Overal moet je de handigheid, de techniek zelf voor in huis hebben en zelf ook de technologie om er systeempjes van te maken. Je hele huis, ook al zijn dat twee of drie kamers in een appartementengebouw, zelf volledig automatiseren met een paar Arduino-bordjes en een tablet.
Iedereen wordt technoloog langs deze weg. Voor de komende jaren is dat geweldig. Het arbeidsmarktprobleem in de technologiebranches moet wel minder worden als het zo doorgaat. Natuurlijk is er net als in de zestiger jaren het gevaar dat de gevestigde orde er niets van begrijpt en er vóór gaat liggen. Natuurlijk hebben we als extra probleem dat er nu niet zoveel welvaartsgroei is als toen. Daar staat tegenover dat ons welvaartspeil nu wel veel en veel hoger is. En wat die gevestigde orde betreft, die is moe, doodmoe van al het consumeren van de afgelopen decennia. Daar hunkert men naar iets nieuws, een nieuw elan, ‘als we het maar niet allemaal zelf hoeven te doen’.
Het kan nog steeds wel mis gaan. Als de gevestigde orde echt haar pensioen dreigt te gaan kwijtraken dan kan er misschien een grijze opstand uitbreken. Ik denk niet dat het gaat gebeuren. Te veel mensen van de babyboomgeneratie zien wat er groeit met weemoedige vertedering aan, vinden het eigenlijk prachtig. Het is wat zij zelf hadden gewild en het gebeurt nu beter, professioneler dan toen. Het tijdelijk oppoetsen van het poldermodel met boterzachte akkoorden voor de bühne houdt de onderstroom niet tegen. Enige bedreiging is misschien dat wat er broeit wordt gekaapt door populisten met fout machtsdenken.
Ik reken er op dat de democratie, de maatschappij waarin de meerderheid per definitie rekening houdt met de minderheid, diep genoeg geworteld is in onze maatschappij. Ruimte voor minderheden is de beste, misschien wel de enige, garantie voor voortgaande innovatie.